Nationale Roepingenweek afgesloten in kathedraal
Begin november werd in de Nederlandse bisdommen voor het eerst de Nationale Roepingenweek gehouden. Ook de Konferentie Nederlandse Religieuzen werkte mee aan dit initiatief. Het Aartsbisdom Utrecht was op zaterdag 9 november de laatste etappe in deze gebedsestafette, waarin de roeping tot het priesterschap, het diaconaat en het religieuze leven centraal stond. Kardinaal Eijk was hoofdcelebrant tijdens een Eucharistieviering in de Vredeskapel van de St. Catharinakathedraal.
Een icoon van de heilige Willibrord, patroonheilige van de Nederlandse Kerkprovincie, had een prominente plek in deze speciale viering in de Roepingenweek waarin rector Kuipers van priesteropleiding het Ariënsinstituut en plebaan Boogers concelebreerden.
Sint Jan van Lateranen
Op 9 november viert de Kerk het Feest van de kerkwijding van de basiliek van Sint Jan van Lateranen. In zijn preek memoreerde kardinaal Eijk de directe aanleiding tot die gedachtenis: de schenking van de Kerk van Sint Jan van Lateranen door keizer Constantijn in de 4de eeuw aan de paus en de inwijding ervan. “Deze kerk is de kathedraal van het bisdom Rome. Op de gevel van deze kerk staat te lezen dat zij ‘moeder en hoofd van alle kerken van de stad en van de wereld’ is. We vieren de gedachtenis van de inwijding van deze kerk dan ook als een teken van eenheid met de paus, de opvolger van de heilige apostel Petrus.”
Kardinaal Eijk: “De Kerk als geheel is geen creatie van mensen, maar ‘Gods bouwwerk’, zoals Paulus zegt in de eerste lezing. Het fundament voor dit bouwwerk is Jezus Christus.” De Utrechtse aartsbisschop stelde dat er in de lezingen van deze gedachtenis op vier manieren wordt gesproken over de Kerk of de Tempel. Deze hangen nauw met elkaar samen: De kerk als gebouw; de christen als tempel van de Heilige Geest; de Wereldkerk als de gemeenschap van allen die Jezus volgen en in het Evangelie spreekt Jezus over Zijn lichaam als een tempel.
Wat betreft de kerk als gebouw wees kardinaal Eijk op de Evangelielezing van die dag, waarin Jezus van touwen een gesel maakt en daarmee veehandelaars en geldwisselaars de tempel uitslaat, omdat ze die ontwijden. Kardinaal Eijk: “Iemand die de liefde jegens God en de medemensen in praktijk brengt, zal en moet ook weleens op gepaste wijze boos zijn en optreden, evenals bijvoorbeeld een leraar die voor de klas staat.”
‘Bijzondere medewerkers van God’
De Kerk is daar waar het Paasmysterie wordt gevierd, aldus de kardinaal in deze Roepingenweek. “Dat vieren we in de Eucharistie waarin Jezus in Zijn lijden, dood en verrijzenis werkelijk tegenwoordig is. Het gebouw waarin de Eucharistie wordt gevierd, wordt zo het huis van God. Wij, die door het doopsel tempel van de Heilige Geest zijn, worden door de viering van de Eucharistie en het ontvangen van Christus samen met allen in de hele wereld die dit sacrament vieren één lichaam, de Kerk als gemeenschap van alle gelovigen.”
Als er geen Kerk kan zijn zonder de viering van het paasmysterie in de Eucharistie, dan kan er ook geen Kerk zijn zonder priesters, zo zei kardinaal Eijk. “Zij moeten als kundige bouwmeesters verder bouwen op het fundament van de Kerk, dat Jezus in Persoon is. Kundig betekent niet alleen dat ze een goede priesteropleiding hebben genoten. Kundig betekent ook en vooral dat ze daartoe in staat zijn door de genade van de priesterwijding, waardoor ze Jezus in persoon vertegenwoordigen.”
Ook diakens spelen in de opbouw van de Kerk een bijzondere rol, doordat ze de dienstbaarheid van Jezus op sacramentele wijze tegenwoordig stellen. En religieuzen volgen Jezus van meer nabij na door hun leven overeenkomstig de Evangelische Raden: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Kardinaal Eijk: “Op basis van ons doopsel en vormsel dienen we allemaal getuigen te zijn van Jezus en Zijn Evangelie. Echter, in het leven en de opbouw van de Kerk zijn priesters, diakens en religieuzen bijzondere medewerkers van God. In deze Nationale Roepingenweek bidden wij daarom speciaal dat God in Zijn Kerk mensen roept tot het priesterschap, het diaconaat en het religieuze leven.”